top of page

Honderd miljoen jaar en een dag - Jean-Baptiste Andrea

Vlamingen zijn als mosselen. Weke dieren in een huis met vloerverwarming. Dat is louter een gevolg van een schrijnend gebrek aan bergen of andere woeste natuur. We kunnen redelijk goed tegen water, maar de regen kan ons niet doden.


In de bergen is het anders.


Daarom lezen we hier zo graag boeken over bergen. Of gaan we er naartoe. Naar de Alpen, Apennijnen, Dolomieten, Pyreneeën, Vogezen, of als het geld op is: Ardennen.


Persoonlijk wil ik me af en toe onder lichte dwang in de Zwitserse voor-alpen begeven. Door omstandigheden komt dat nu eenmaal beter uit. Aan de gestofzuigde snelwegen wen je snel. Wanneer je dan even verder doorstoot het binnenland in, en je de majestueuze toppen ziet opdoemen, dan zuigt je platte lagelandenlichaam zich al iets voller. Er ontstaat reliëf in je binnenste.


Goeie boeken over bergen kunnen dat ook doen. Ik gooi er zomaar drie uit mijn hoofd:


Alledrie aanraders, en daar mag je nu gerust dit werk van Andrea aan toevoegen.


Dit is het eerste werk van de fors gehypete Franse schrijver dat ik lees, maar meteen een schot in de roos: toegankelijk, verfijnd, empathisch, vriendschappelijk: it ticks all the boxes, zij het af en toe een beetje clichématig in de manier waarop het achtergrondverhaal brokgewijs in het expeditieverhaal wordt gefietst.



Zo schrijft Andrea:


Het enige wat ik aan die plek te danken had, was Umberto. Hij stond op een dag ineens in mijn werkkamer, totaal onverwacht. Hij had me de schrik van mijn leven bezorgd. Hoe was die carnavalsreus binnengekomen zonder dat ik het had gemerkt? Zijn manier van bewegen, zijn scheve glimlachjes deden denken aan een kind op stelten onder een kostuum van papier-maché, dat een beweging of een grappige gezichtsuitdrukking inzette met behulp van een heleboel verborgen hendeltjes. Door zijn bril met jampotglazen leek hij nog zwaarlijviger. Hij had het zware van grote mensen, van wezens die zich ervan bewust zijn dat ze meer ruimte innemen dan de gemiddelde sterveling op deze planeet en van de verantwoordelijkheid die daarbij hoort: je moet je bewegingen weten af te passen.

De professor paleontologie wiens werkkamer hier besproken wordt neemt op basis van een flinterdun verhaaltje drie anderen op sleeptouw op zoek naar het skelet van een dino, verscholen in het pad van een gletsjer.


Eén en ander stelt de groep - uiteraard - op de proef, met voorspelbare maar toch mooi gedoseerde en geloofwaardig geschetste gevolgen:


Ik bevind me op zo'n scharnierpunt in een mensenleven, het moment van de gek, dat waarop niemand meer in hem gelooft. Hij kan zich terugtrekken, een beslissing waarvan iedereen, zonder uitzondering, de wijsheid zal prijzen. Of doorzetten, in naam van zijn overtuigingen. Als hij ongelijk heeft, zal hij synoniem worden met arrogantie en verblinding. Hij zal voorgoed de man zijn die niet wist te stoppen. Als hij gelijk heeft, zal zijn genialiteit en zijn volharding tegenover tegenspoed bezongen worden.

En ondertussen neemt Andrea de kans om te strooien met tijdloze inzichten waar ik gelukkig nog nooit mee geconfronteerd werd:

Het is het uur van de waarheid: nergens meer in geloven, of overal in geloven.

Over de ontmoeting van zijn ouders:


Ik dacht aan hun ontmoeting. Ik poetste mijn ouders op als antiek koper om het zwart weg te krijgen. Zette hun hoofden omhoog, slankte hun lichamen af, ontstak weer een lichtje in hun ogen. Ze hadden vast heel even van elkaar gehouden, toen ze rondzwierden onder de lampions van de veertiende juli, als ze tenminste niet stokstijf stil waren blijven staan terwijl de anderen begonnen te zwieren. Je vader was knap, had mijn moeder gezegd, en hij was aardig, en hij danste goddelijk. Ik heb talloze keren aan hun ontmoeting gedacht, meestal 's nachts, als ik het gevoel had dat ik stikte. Ze moesten van elkaar gehouden hebben, welk recht had ik anders om te bestaan, adem te halen, de plaats van een ander in te nemen? Maar waar was die liefde dan gebleven? Ik zocht ernaar onder mijn bed, in de koude muren, in het bos, in de ogen van mijn moeder, en daarna in die van andere vrouwen, en uiteindelijk begreep ik dat ze was veranderd in steen. Ze was vast ergens heen gerold, door het gat in een zak gevallen, en misschien hadden ze er zelfs een beetje naar gezocht, maar probeer maar eens een steen terug te vinden in het grind van de wereld.


Het is een goed teken dat ik dit boek in twee dagen heb uitgelezen.

Commentaires


bottom of page